Op weg naar t noorden kom je eerst langs t zuiden - Reisverslag uit Stavanger, Noorwegen van Stefan en Liesbeth Leede en Kroone - WaarBenJij.nu Op weg naar t noorden kom je eerst langs t zuiden - Reisverslag uit Stavanger, Noorwegen van Stefan en Liesbeth Leede en Kroone - WaarBenJij.nu

Op weg naar t noorden kom je eerst langs t zuiden

Door: Stefan en Liesbeth

Blijf op de hoogte en volg Stefan en Liesbeth

03 Augustus 2010 | Noorwegen, Stavanger

Zaterdag 24 juli

Vaak gaan wij naar het buitenland om naar de bergen te gaan en te klimmen. De weg gaat daarbij eigenlijk altijd naar het zuiden: de Alpen, België, Frankrijk, Duitsland, Spanje… ettelijke malen gingen we die kant uit en daarom kennen we de weg heel goed.
Ook Utrecht – Amersfoort – Apeldoorn – Enschede – Oldenzaal – Osnabruck is een bekend traject om o.a. in Ibbenbüren en in de Ith te komen, klimgebieden in midden Duitsland.
Maar deze keer gaan wij vanaf Osnabrück naar het noorden en brengt de A1 richting Bremen en Hamburg ons in een stuk van Duitsland dat we nog niet kennen.
Waar veel aan de weg wordt gewerkt. Heel veel. Het schiet niet echt op. Leuk dat de A1 verbreed wordt naar 6 banen… maar waarom nou tijdens de zomervakantieperiode?
Ook bij Hamburg is het raak want de Elbtunnel wordt verbouwd. Weer 12 kilometer file. De brug over de Elbe, rechts van de snelweg en hartstikke hoog vanwege het zeeverkeer is maagdelijk leeg en lonkt. Maar we zijn dan al bijna in de tunnel en slaan niet af, want het is bijna afgelopen.
Inderdaad, daarna gaat het beter. De verbouwingswerkzaamheden zijn in elk geval over. Het is nog steeds wel druk maar er zit vaart in. Allerlei nationaliteiten zitten op de weg: Denen, Zweden en Noren op weg naar huis, Nederlanders (veel kinderen op achterbanken – waarvan weinigen zonder DS), Duitsers, Italianen, een eenzame Zwitser op zijn motor, auto’s met onbekende kentekens (Finnen?)… allemaal op weg naar het noorden. Bij Flensburg verlaten we Duitsland en zijn Liesbeth en ik voor het eerst in ons leven in Denemarken.
We rijden er een paar uur doorheen. Best aardig hoor. Vooral graanvelden met bomen en boerderijen. Maar is er hier misschien ook iets anders dan dat…? Pas bij Velje, een heel stuk over de grens, zien we voor het eerst een stadje aan het einde van een zeearm.
Het weer is de hele dag mooi, tot een uur of zes; dan rijden we door een heftige bui heen. Bij Århus verlaten we de snelweg want het is tijd om te overnachten en waar we nu zijn is het morgen niet zo ver meer rijden. Bij de afslag blijkt onze semi-TomTom (Garmin Nüvi) niet helemaal bij te zijn; ja hoor, rijd maar rustig het fietspad op. Uiteindelijk komen we bij een camper-sympathieke camping. Gelukkig spreekt de campingbaas Duits, want ons Deens stelt niet zoveel voor. Als avondeten hebben we de tweede helft van een broodje Subway (de resten van onze lunch).

Zondag 25 juli

Oeps, we hebben ons een soort van verslapen… maar toch zijn we op tijd in Hirtshals om in te checken voor de boot. We schieten nog even een plaatje op het strand en dan gaan we aan boord van de MS Bergensfjord. Deze vaart naar Bergen maar wij gaan er in Stavanger al vanaf; het op de boot rijden is een strak georganiseerd geheel. Wij endigen vooraan in de rij. Om half één gaan de trossen los. Het waait een beetje maar verder is het heerlijk weer. Liesbeth en ik veroveren op een strategisch moment een bankje en de rest van de middag blijven we buiten. Aan het einde van de middag is aan bakboord de zuidkust van Noorwegen al in zicht. Nadat de zon ondergaat verkassen we naar binnen voor een buffetdiner a la de boot van IJmuiden naar Newcastle, maar met ´all inclusive´ bier en wijn. Lekkere biertjes maar ik kan er niet echt gebruik van maken omdat wij om half één vannacht de boot afrijden. De laatste uurtjes brengen we door in gereserveerde slaapstoelen. De tijd vliegt en al snel komt de oproep voor het autodek.
Na een probleemloze douanedoorgang (‘brengt u alcohol mee?’ ‘ja, precies zoveel als toegestaan’) rijden we Noorwegen in. En dan een plekje voor de camper vinden… de wegen zijn donker. We proberen wat weggetjes en uiteindelijk vinden we iets; een parkeerplaats aan het strand. Daar stoppen we dan maar voor vannacht.

Maandag 26 juli

We worden wakker van vliegverkeer, dat stipt om 7:00 uur begint. Het vliegveld van Stavanger ligt op een steenworp afstand. We staan aan het Regenstrand (nee hoor, goed weer, het heet hier gewoon zo). Illegaal, zo blijkt; tussen twaalf ’s nachts en zes uur ’s ochtends mogen hier geen campers staan. Een paar honderd meter verderop zit namelijk een camping… nou ja, het levert geen problemen op in elk geval.
We wandelen naar het strand, waar tussen de duinen wat oude bunkers en rotspartijen zijn. Daarna rijden we naar Stavanger, om te pinnen, boodschappen te doen en informatie in te winnen. Het centrum van de stad biedt een vreemde aanblik. Rustieke houten huisjes, een vijver en een kerk; en op de achtergrond een gigantisch cruiseschip. Vanavond hebben we bij Bas en Lennie afgesproken, maar we hebben nog wel even. Dus gaan we even shoppen in een Noors winkelcentrum (twintig winkels a la Hema en V&D) en daarna wandelen in het arboretum van Rogaland, waarbij we onze eerste ‘top’ bedwingen; een rotskoepel van 182 meter hoog, met mooi uitzicht.
Daarna rijden we naar Bryne en Lyefell. Gelukkig hebben we een navigatiehulpje, anders was het een uitdaging geweest het huis van Bas en Lennie te vinden. Bijpraten, eten, foto’s kijken, plannen maken… en in een echt bed slapen (ook wel fijn!) in een huis dat in een ‘van geel naar wit’ transitie zit. We spreken af elkaar komend weekend in het Sirdal te treffen, Liesbeth en ik zullen via het Setesdal deze week die kant op gaan.

Dinsdag 27 juli.

Als we bij Bas en Lennie vertrekken is het aantal geleende boekjes en kaarten zo groot geworden, dat er een aparte tas voor moet worden ingesteld. We rijden eerst naar de top van de heuvel, de ‘achtertuin’ van Bas en Lennie. Het is een hoogvlakte met schapen, koeien en… boulders. We fabrieken een klein circuitje a la Nieuw-Zeeland dat naar meer smaakt, maar de volgende keer brengen we de staalborstel mee. Een beetje veel mos.
Dan rijden we langs de kust naar het zuiden. Meestal is de kust ontzettend rotsachtig, maar bij Brysand is het even vlak met duinen en een strand. Hier liggen de ‘tanden van Hitler’, tankversperringen uit de tweede wereldoorlog. Bij Sirevag stoppen we om naar bouldermogelijkheden te kijken, maar ik pak een parkeerplaats te laat. Dat brengt ons bij een oud fort dat onderdeel was van de Atlantikwall. De op het oog willekeurige verzameling geschutsposten en bunkers blijkt met een tunnelstelsel verbonden te zijn. We gaan erin en zijn blij dat we koplampjes hebben meegebracht. Het is groot genoeg voor een complete speleo-expeditie.
Eenmaal buiten begint het te druppelen. We laten het boulderen maar even voor wat het is. Wel jammer… dit landschap is een ware ‘boulderdroom’, waar je ook kijkt kan je zo aan de slag.
We rijden door naar Egersund en nemen daar vandaan de route door het binnenland naar het Setesdal. Qua tijd en afstand lijkt het hier wel op Nieuw-Zeeland, 300-400 kilometer afleggen op een dag is best veel. Het is ook onze eerste kennismaking met binnenland van Noorwegen. Dalen met langgerekte meren, naaldbossen, moerassen, steile hellingen gevolgd door vlakke plateaus en natuurlijk heel, heel, heel veel rotsen.
We rijden door tot donker. Net voor het begin van het Setesdal zetten we de camper stil op een parkeerplaats langs de weg. Een korte expeditie in het bos wordt beloond met twee gigantische muggenbulten op mijn rug. Die &%*#! hebben me dwars door mijn trui heen gestoken! Daarna krijgen we ongevraagd ongewenste visite van een leger minuscule steekvliegjes, die dwars door het muggengaas naar binnen komen gekropen. Alles gaat dicht. Daarna draait de elektronische vliegenmepper overuren, want daarvoor zijn ze niet te klein… hehe.

Woensdag 28 juli.

Rond half vijf worden we wakker van een automobilist die zijn hond uitlaat; fikkie heeft geen zin om weer verder te rijden en dus moet de baas alles in het werk stellen om hem weer in de auto te krijgen… pas na zijn vertrek doezelen we weer weg. We staan rustig op en rijden verder. Niet veel later dalen we het Setesdal in. Om tien uur stipt zijn we bij het ‘mineralenpark’, een tentoonstelling van een privé collectie mineralen die vanuit alle windstreken naar Noorwegen zijn gehaald. Stenen kijken is altijd leuk dus laten we deze mogelijkheid niet voorbij gaan.
Daarna rijden we naar het noorden: ik wil graag naar Valle, waar behoorlijk wat te klimmen valt. Onderweg stoppen we om naar een grot te lopen, de tjuvhola, hoog boven de weg, die vroeger als schuilplaats door vogelvrijen werd gebruikt. Het is een steil paadje omhoog maar het uitzicht mag er zijn. Daarna stoppen we voor een wandeling naar de Reiafosse, een waterval van 200 meter hoog… maar in plaats van een uur zijn we ongeveer een minuut onderweg en dan zien we hem al in volle glorie liggen. Fotootje, even wat wilde frambozen snoepen en dan zijn we weer op weg.
Vroeg in de middag komen we aan in Valle; de weg is hier goed, we schieten op. Ik kan me goed voorstellen dat er hier geklommen wordt, de wanden smeken er om, zo mooi… we staan vanavond op een camping met alle faciliteiten om ervoor te zorgen dat we hierna weer een paar dagen in de wildernis kunnen vertoeven.

Donderdag 29 juli.

De camping valt een beetje tegen. Welgeteld één muntjesdouche, één kraantje en twee toiletten. Vlakbij de doorgaande noord-zuid route en dus veel volk op doorreis. Toch valt het oponthoud bij het sanitair ’s ochtends wel mee.
Lies en ik gaan vandaag klimmen bij Loefjell, één van de klimgebieden in het Setesdal gidsje, dat ik vorig jaar van Joop heb gekregen. Veel routes, maximaal een paar touwlengtes en een mix van behaakte en onbehaakte routes.
We vinden de aangewezen parkeerplaats. Als we gepakt en gezakt zijn, wijst Lies naar het oosten. Hmmm… donkere, dreigende wolken… snel lopen we het drassige paadje naar boven totdat we onder een brede en achterover liggende rotswand komen. Gelukkig is het nog droog.
Het ziet er makkelijk uit maar blikken bedriegen, het klimmen hier vergt toch wel wat vertrouwen in de voeten.
We klimmen ‘Picnic med Einar’ (5-); een behaakte rotsplaat met een vage ribbe en dan een schelf van 10 meter tot de standplaats. Noorse klimmers zijn geen liefhebbers van boorhaken. We komen dan ook hetzelfde systeem tegen als bij Long Beach in New Zealand (http://liesensteef.waarbenjij.nu/Reisverslag/?Nieuw+Zeeland/Doing+Dunedin/&subdomain=liesensteef&module=site&page=message&id=1275293): waar je mobiele zekeringen (nuts, friends, tricams, hexentrics, …) kunt plaatsen zitten geen haken. Ik ben het afgelopen decennium verwend geraakt met goed behaakte routes, maar op de Felix Mendez op Tenerife (http://liesensteef.waarbenjij.nu/Reisverslag/?Spanje/Tenerife+%282%29/&subdomain=liesensteef&module=site&page=message&id=2415056) ‘herontdekte’ ik het klimmen met mobiele zekeringen en sindsdien trekt dat weer. Dat neemt niet weg dat deze route iets meer ‘commitment’ vraagt dan de routes die ik meestal klim. Na de laatste haak doorklimmen tot aan de schelf; hopen dat je daar iets kwijt kunt; en dan doorklimmen naar boven.
Gelukkig blijkt er bij de schelf gelegenheid te zijn om goed te staan. De rots is superhard en het lukt me om twee solide nuts achter elkaar te plaatsen. Een klein stukje ‘piazzen’ en dan ben sta ik boven.
Bij het laten zakken blijkt dat ons dubbeltouw te kort is. Verrassing… ik had niet gedacht dat het meer dan 30 meter was; een effect van het feit dat de wand helt.
We waren alleen maar eenmaal beneden komen er meer klimmers. Een Nederlands stel en een groep Duitsers met jonge kinderen. Langzaam begint het te druppelen en wij besluiten even onder een boom te schuilen. Na een belletje met het thuisfront regent het nog steeds; deze bui is een blijvertje en dus besluiten we af te taaien.
Na een kort bezoek aan de zilversmid besluiten we het Setesdal ten noorden van Valle te verkennen. We parkeren we vlak voor de tunnel bij Bykle om de ‘Byklestigen’ te lopen, een korte wandeling over twee oude weggetjes die gebruikt werden voordat er een tunnel was. Er zijn er twee; één uit de 18e eeuw, aangelegd vóór de uitvinding van dynamiet; en één uit de 19e eeuw, van ná de uitvinding van dynamiet. Dynamiet of niet, beide paden zijn behoorlijk steil en lijken me een heel avontuur, vooral ’s winters. Op de afdaling verrassen we nog een soort kruising tussen een hamster en een cavia, bruin met gele strepen. Niet erg schuw… we komen vlakbij voor een foto zonder dat-ie er vandoor gaat (later onderzoek wijst uit dat het hier toch gaat om een lemming, lemmus lemmus).
Daarna rijden we verder tot ‘Vatnsdal Dammene’, een stuwdam in de bergen. Valle ligt op 300 meter en nu zitten we op 800 meter. Dat is goed te merken; het is koud, het waait harder, er ligt hier en daar sneeuw op de bergen en het is woest en verlaten. We lopen over de dam en dan langs de hoogwaterlijn om stenen te zoeken. Het water staat behoorlijk laag, later horen we van Bas en Lennie dat dat komt doordat er weinig sneeuw is gevallen in de winter… de stroom is dan ook een stuk duurder dan normaal.
Daarna rijden we terug richting Valle (stel je voor dat het morgen klimweer is!) en we kamperen bij het ‘Sande Såre Bobilpark’, een camping zo uit de folder; plekjes in een sprookjesbos, vlak aan de rivier de Otra…

Vrijdag 30 juli.

Het heeft zo’n beetje de hele nacht geregend maar als we opstaan is het droog. Klimmen dus! Deze keer rijden we naar de Restefjell, net als Loefjell een gebiedje met veel korte routes maar wel wat zwaarder.
Het begint al met het paadje er naartoe. Dat vervaagt al snel. We klauteren moeizaam over bemoste keien naar de voet van de wand. Daar lijkt het erop alsof er een bom is ontploft; alle bomen aan de wand zijn ontworteld, het is een chaos van jewelste. Van het pad onder de rotsen langs is niets over. Mijn vermoeden is dat er dit voorjaar een flinke sneeuwlawine naar beneden is gekomen, de rotswand zelf is niet heel erg beschadigd.
Ik probeer verschillende routes voor te klimmen maar het wil niet lukken. Vooral de hakenafstanden spelen me parten. Iets tussen de oren? Vandaag wel.
Ik twijfel tussen ‘First Steps’ (5-) en een soort eigen verzonnen route met één haak en wat mogelijkheden voor mobiele zekeringen. Maar de eigen verzonnen route voelt niet goed en in ‘First steps’, dat door een vaag diagonaal gootje loopt, zit de eerste haak me te hoog. Liesbeth zit beter in haar vel en even later hebben we een touwtje boven. Na ‘First Steps’ gaan we wat routes topropen: ‘Himmel und Hölle’ (7-), ‘Blue Nervs’ (6+) en de eerste lengte van ‘Squaredance’ (5+). Ik ben blij dat ik mijn eigen verzonnen route niet heb geprobeerd; waar ik nuts wilde leggen blijkt alles hartstikke los te zitten, zo zien we van boven.
Als we dan klaar zijn wil ik toch nog snel effe een revanche. Dus op naar ‘Diagonale’ (5), helemaal rechts op het massief. Inmiddels warm geklommen gaat het beter. Het is alleen best wel een eind naar de standplaats (45 meter) en de laatste meters over de plaat ploeter ik al slepend het touw naar boven. Dubbeltouw heeft niet alleen voordelen…
Lies volgt om alle spullen op te halen, maar behalve de 12 setjes pikt ze minstens net zo veel bosmieren op, met hun kaken hangend aan haar vingers en naar verluidt minstens een centimeter lang!
Dan lopen we terug naar de camper. Het begroeide paadje is afdalend beter te vinden. Na wat oponthoud als gevolg van bosbessen zijn we bij de camper. Na een belletje met Lennie besluiten we alvast het Sirdal in te rijden, daar hebben we voor de volgende dag afgesproken. We rijden terug naar Valle en slaan dan de weg naar het Sirdal in.
Het is een tocht door een prachtig landschap: een hoogvlakte met bergen, net onder of net in de wolken. Op de weg liggen af en toe schapen, die zelfs voor een auto niet opstaan… het asfalt is nog lekker warm. Mijn aandacht gaat vooral naar de weg, want het is er net wel of net niet breed genoeg voor een camper en een auto om elkaar te passeren.
Uiteindelijk begint de weg weer te dalen en rijden we Sinnes in, in het Sirdal. We zijn net op tijd bij de camping om uit eten te kunnen gaan, de ‘keuken’ (snackbar) sluit om acht uur ’s avonds. Dat is wel even wennen ten opzichte van de zuidelijke landen waar wij normaalgesproken heen gaan.

Zaterdag 31 juli.

Een uurtje of 11. We treffen Bas en Lennie op de parkeerplaats voor de supermarkt. We hebben een route van A naar B in gedachten, met een overnachting in een hut. Na inkopen in de supermarkt doen we een autocarrousel die ervoor zorgt dat we op A en B ‘wheels’ hebben. Dat kost wel wat tijd en het is dan ook middag als we vertrekken van de parkeerplaats bij het meer. Nadat we ons wat opdringerige schapen van het lijf hebben gehouden, gaan we op pad. Het regent, dus gaat alles aan; regenjas, regenbroek en rugzakhoes. Alleen ben ik mijn regenhoes vergeten; gelukkig heeft Lennie nog een paar plastic zakken over. Nu ga ik er wel achterkomen of mijn rugzak waterdicht is.
Dan zijn we op pad. We lopen door een soort dalletje omhoog. De bewolking hangt laag maar gelukkig hebben we wel een klein beetje zicht, we lopen niet in de mist. Het regent gestaag door en dan is drie uur toch wel een eind.
Het landschap is heel bijzonder. Eigenlijk lopen we over één grote hoogvlakte, gevormd door gletsjers. Er zijn veel kale rotspartijen met daartussen gras. Op de bodem liggen vaak meertjes en er is geen boom te bekennen. Je zou je zomaar trollen kunnen voorstellen in dit landschap...
Dan wordt de regen minder en plotseling staan we voor de hut; Sandvatn.
Dit is een ‘simpele hut’; minder luxe dan een ‘self service hut’ waar eten aanwezig is; en dan heb je nog bediende hutten, waar ook nog een waard is. In vergelijking met Nieuw-Zeeland zijn de hutten een stukje duurder maar wel veel beter uitgerust, zelfs zo’n ‘simpele hut’. Beddengoed is aanwezig en er zijn kaarsen voor ‘s avonds. Er is een aparte schuur met brandhout en een berg gasflessen (nauwelijks risico dat het gas op is, i.t.t. Nieuw-Zeeland) en tijdschakelaarlicht op energie van zonnecellen. Er is zelfs afwasmiddel, liters! Het blijft natuurlijk wel een hut, dus de WC is een gat in een plank (maar wel een plank met WC papier) en water moet met emmers uit een stroompje worden getapt. Wat verder opvalt is hoe schoon de hutten zijn – ondanks het feit dat er maar één keer per jaar een uitgebreide schoonmaak wordt gehouden. De bezoekers houden de hutten zelf schoon.
We kiezen een kamer en hangen onze spullen te drogen. Mijn rugzak is dus duidelijk niet waterdicht; ik heb een poeltje onderin. Ik zet mijn mobiele telefoon even aan om te testen; inderdaad, geen bereik. Op een vreemde manier voelt dat wel goed.
We zijn niet alleen in de hut, er zijn ook nogal wat Noren. Koken is dus per toerbeurt en afwassen ook. We eten meegebrachte pasta met saus, groenten en gehakt. Na de afwas spelen we een potje Fokke en Sukke kwartet. Gelukkig zijn we de enige Nederlanders; “mag ik van jou van de serie poep persen?” etc. Eenmaal in bed blijkt wel dat we het niet koud zullen hebben - de hele hut is flink warm gestookt met de kachel.

Zondag 1 augustus

We zijn om negen uur op pad, want we hebben een lange tocht voor de boeg vandaag. Zes uur lopen scheiden ons van de camper. In het begin is het weer nog goed, wel staat er veel wind. Soms hebben we verre uitzichten doordat de lage bewolking verdwijnt, maar we zien maar zelden een stukje blauwe lucht.
Het landschap is vanuit het oogpunt van navigatie ingewikkeld, zo blijkt. We lopen over een hoogvlakte met allerlei rotsruggen en dalen, met een maximaal hoogteverschil van ongeveer 250 meter. Er zijn weinig markante punten en alles lijkt op elkaar. Verdwalen is hier niet moeilijk.
We komen bij een splitsing van paden. Links onder ons ligt een schuilhutje aan een meer. Na de splitsing verandert ons pad langzaam in een spoortje dat gemarkeerd is met steenmannen. Steenmannen die, hier in Noorwegen, soms ook bestaan uit gewoon één steen bovenop een rotsblok. Ik vind de route soms moeilijk te lezen, gelukkig hebben Bas en Lennie hier wat meer recente ervaring mee.
We dalen af naar een meer waar een tweede schuilhutje staat. Dwars door het landschap gaat een grote hoogspanningsleiding, waarschijnlijk van één of andere waterkrachtcentrale. We pauzeren voor de lunch. Af en toe krijgen we een flinke bui over ons heen, die direct vanuit zee ingevlogen lijkt te zijn.
Het spoor wordt nu ook moeilijker te belopen. Het speelt verstoppertje; soms is het er, soms niet. Af en toe lopen we ook grote stukken door padloos terrein. We lopen door een dal, parallel aan de helling en boven een paar meertjes langs. Soms kruisen we grote rotsplaten. Zijn ze niet al te steil dan lopen we er gewoon overheen, maar soms moeten we ook stijgen of dalen om erlangs te komen.
Door de afstanden die we afleggen krijg je wel een idee van het geïsoleerde Noorwegen; en dan zitten we hier niet eens in het hoge noorden. We zien massa’s cavia’s en hier en daar sneeuwhoenders. Ook zien we heel veel bosbessen (geen bos te bekennen, de Noren noemen ze vertaald dan ook geen bosbessen maar blauwbessen) en andere eetbare bessen, waarvan de naam niet te onthouden en het seizoen nog niet rijp is.
Uiteindelijk verlaten we het dal en klimmen we omhoog naar een soort plateau. Het is weer gestopt met regenen en we hebben weer wat uitzicht. In de verte zien we de weg lopen, maar tussen ons en de weg ligt nog een groot meer waar we omheen moeten lopen. We komen langs een derde schuilhutje en dan zitten we eindelijk in de laatste kilometers van onze tocht. Ik heb er inmiddels wel genoeg van, we hebben erg veel kleine stukjes gestegen en gedaald, bij elkaar komen we denk ik aan behoorlijk wat hoogtemeters. Langs een meer, steil omhoog, langs een ander meer, pfff… en dan staan we weer bij een ‘echte’ hut, ‘Børsteinen’. Vanaf hier lopen we nog een klein stukje en dan zijn we bij de camper. Eindelijk… als we in de camper zitten, wijst Bas’ GPS uit dat we vandaag meer dan 18 kilometer afgelegd hebben. In de Nederlandse bossen een leuke zondagswandeling, maar door Noors ‘back country’ een behoorlijke tocht. We komen bij op dropjes, chips, cola en limonade; de ‘zegeningen’ van het ‘beschaafde’ leven…
Er volgt weer een autocarrousel en dan zijn we allemaal terug op het beginpunt. In de regen nemen we afscheid, waarna Liesbeth en ik doorrijden naar Byrkjedalen, een mooie route door een dal met steile rotswanden. Daar gaan we uit eten en overnachten we in een hotel, lekker slapen in een echt bed. Uit eten dus, voor het eerst echt Noors en dan nog wel in een restaurant dat nationale culinaire prijzen heeft gewonnen! Liesbeth kiest een visje en ik een ‘Reindyrsteik’. Vol verwachting gaan we zitten… en dan staat het al voor onze neus. Lang leve de warmhoudbakken zullen we maar zeggen. Een culinair avontuur wordt het niet echt, maar de bedden liggen gelukkig heerlijk.

Maandag 2 augustus.

Vandaag doen we rustig aan – nemen we ons voor. We rijden richting Oltedal en willen daar een camping zoeken zodat we een dagje kunnen uitrusten. Morgen dan klimmen in het Oltedal, als het weer dat toelaat; want volgens de topo ‘Klatring i Rogaland’ van Bas zitten hier wat voor ons doenbare, behaakte routes. Eerst rijden we even naar Algård; tanken, pinnen en boodschappen doen. We kunnen de verleiding niet weerstaan en kopen langs de weg ook nog kersen en aardbeien; nu hebben we een lekker toetje. Dan parkeren we bij het klimgebied van Oltedal en proberen alvast de rotsen te vinden. Ik neem mijn wrijvingsschoenen en crashpad mee, misschien kan ik al wat boulderen?
Het begint met vage paadjes die doodlopen in moerassen. Eenmaal uit het bos staan we bij een vlakte, aan de andere kant liggen een paar mooie klimblokken. We proberen er naartoe te lopen maar al snel blijkt waarom er hier geen bomen meer staan; we zakken enkeldiep weg in de zomp… de topo had het over ‘gummistøvler’, ik kan nu raden wat dat zijn…
We proberen een alternatieve route. Links ligt ook een gestapelde chaos van bemoste rotsen, waar we routes vermoeden; langs de onderste rand daarvan, af en toe door het moeras, proberen we een kijkje te nemen. Ik heb m’n teva’s aan en m’n voeten zijn al lang nat. Ik probeer me maar niet teveel zorgen te maken over alle insecten die op de loer liggen voor mijn voeten...
Na een tijdje ploeteren door verborgen poeltjes, graspollen en moskussens komen we dan toch eindelijk bij een rots uit de topo; ‘Apache Wall’, een mooi, lange dak, met een behaakte route en een project.
Als we daarna verder gaan vinden we op onze weg een ‘echte’ rivier. Het is zwemmen, dezelfde weg terug of omhoog de rotsen in. De laatste optie dan maar.
We klauteren over bemoste rotsen omhoog, van het ene vermoede spoortje naar het andere misschien ooit betreden rotsblok. Kunnen we weer naar beneden? Nee, dit spoortje daalt af in een inham tussen twee rotsen; een mooie aanmeerplaats voor een boot. Schijnbaar komen de klimmers hier zo. Hoog blijven dus. Eén keer verdwijnt mijn voet in het mos. Daarna ben ik wel wat voorzichtiger, het mos verbergt van alles, waaronder gaten tussen rotsen.
Soms gaat Liesbeth voorop, soms ik. Het is klauteren op z’n Fontainebleau’s maar dan hoog boven de grond, door de mos en met geen idee waar het naartoe gaat. Hangen aan een boom, schoorsteenklimmen tussen twee rotsen door… af en toe moeten we elkaar de crashpad aangeven.
Uiteindelijk komen we bij de hoge rots, die in het midden staat. Hier zitten een paar behaakte routes, die er wel mooi uitzien. Maar ook hier nog geen duidelijk pad, alleen een soort spoortje dat steil afdaalt. Dan staan we naast de rivier maar deze verspert gelukkig niet meer de weg. Het paadje loopt dwars over een illegale vuilnisbelt. Schandalige vervuiling die je eerder ten zuiden van ons land zou verwachten.
Terug op het oorspronkelijke paadje heb ik wel genoeg gezien van dit klimgebied. Misschien was dit tien jaar geleden een klimmekka, maar het lijkt alsof het nu een beetje over is.
We rijden door voorbij Oltedal naar het Oltedalsvatn en het Toberget-strand, waar een paar gratis camperplekjes in de buurt van een meer zijn. Als we naar het meer lopen, blijken daar een paar mooie boulders te liggen. In de avond hangt er dus weer zo’n gekke Hollander aan een paar rotsen…

Dinsdag 3 augustus

We hebben toch wel zin om een beetje te klimmen. Omdat het weer een beetje twijfelachtig is, kiezen we voor het gebiedje Gullsva, dat in Bas’ topo beschreven staat.
We parkeren op de juiste plek maar vervolgens is het een kwestie van zoeken, zoeken en nog eens zoeken, want de tekening in de topo is niet erg duidelijk en ons Noors… you get the picture. We lopen te ver, kruisen het pad van twee stieren en een hond, keren weer terug en vragen na bij iemand die gras aan het maaien is. Uiteindelijk blijkt dat we bij een blauw/wit geschilderd huisje rechtsaf moeten, tussen twee schuren door. We lopen het erf weer af en belanden daarna in een boerenland, slalommend langs de koeien en angstige schapen (alsmede hun uitwerpselen) met rotsen erboven die er allemaal wel klimbaar uitzien. Uiteindelijk is het de combinatie van hoogte en moeilijkheidsgraad van de routes die maakt dat ik denk dat we het juiste massief hebben…
Als route kiezen we een vage rotsspleet aan de rechterkant van de wand. Het is een relaxte 2 of 3, lekker klauteren en hier en daar experimenten met mobiele zekeringen. Ondanks de lage moeilijkheidsgraad leent de rots zich daar heel goed voor.
Ik kom op een band met berkenboompjes, maar kies om door te klimmen; dan kunnen we van bovenaf weer terug naar beneden lopen. Net voor het einde is mijn touw op (weer zo’n hellende wand en weer dacht ik dat m’n touw langer was…) en maak ik stand aan een boom en een mooie ‘hexentric’.
Lies komt omhoog en daarna lopen we langs de zijkant van de rotsen terug naar beneden. Eenmaal terug op het karrenspoor zie ik links op het massief twee duidelijke rotsspleten: waarschijnlijk de beschreven routes. Dat betekent dat we iets hebben gedaan dat niet in de topo staat. Onze ‘creatie’ noemen we ‘Smells like sheep spirit’ want in dit gebied moet je niet bang zijn voor schapenpoep. Eenmaal beneden, uitgezwaaid door een vriendelijke boer, proberen we zo goed en zo kwaad als dat gaat onze schoenen schoon te poetsen…
Beneden shoppen we wat bij de outlet van een wolfabriek, ik scoor een paar nieuwe sloffen voor in de camper. We eten er ook meteen maar warm, ‘lamsteik’ met heel veel jus.
Daarna gaan we op weg. Bij Lauvvik nemen we de veerboot over de Lysefjord naar Oanes en dan volgen we route 13 naar het noorden. De weg loopt af en toe onder zeer inspirerende rotswanden door maar alle aandacht moet naar de weg; het is er soms erg smal. Ik kom tegenover een vrachtwagen te staan en we kunnen elkaar maar nauwelijks passeren... gelukkig gaat het goed.
Verderop moeten we weer met de veerboot, die over de Jøsefjord. We rijden langs Sand en willen eigenlijk stoppen voor vandaag, maar de camping ziet er ongezellig uit. Dus legen we alleen onze vuilwater tank en slaan we drinkwater in. Daarna rijden we door naar het Suldal. Bij Blasjø zigzaggen we omhoog naar een skigebied, maar de beloofde camping daar blijkt ’s zomers dicht te zijn. Dus overnachten we op de plaatselijke megaparkeerplaats, gemaakt voor de winterdrukte… vannacht staan wij hier alleen.
Omdat we aan de Noordelijke grens zijn gekomen van de provincie Røgaland, eindigt hier het zuidelijke deel van ons Noorwegen-relaas.

  • 26 Augustus 2010 - 02:43

    Trijntje En Lourens:

    Aaaah, ja, die klotemugjes daar zijn verschrikkelijk, we hadden een keer in Noorwegen een hele nacht niet geslapen, omdat een legertje muggen ons campertje was binnengedrongen,grrr!

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Stefan en Liesbeth

Wat doen wij op vakantie graag? Klimmen, shoppen, wandelen, trekken, vliegen, skydiven, kanoën, door grotten kruipen, boulderen, luieren, lezen, spelletjes spelen...

Actief sinds 30 Nov. -0001
Verslag gelezen: 1634
Totaal aantal bezoekers 136532

Voorgaande reizen:

01 December 2005 - 31 December 2020

Alle reizen bij elkaar

Landen bezocht: